De directie bestond in 1922 uit de heren Lodder als technische directeur
en O. Visser Gzn. als economisch directeur. Hoewel het bedrijf in de
jaren met vele maar vooral financiële moeilijkheden te kampen had,
zette de vooruitgang geleidelijk door. In 1928 werd de fabriek uitgebreid
met een loods. Er waren in die periode ongeveer 30 tot 40 personen in
de onderneming werkzaam. De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit
het maken van turfmachines, reparaties aan locomobielen, dorsmachines,
stropersen en tractoren, terwijl ook de zuivel en aardappelmeelfabrieken
tot de klanten behoorden. Bovendien was de Purit (Norit fabriek uit
Klazinaveen) een belangrijke klant.
In de oorlogsjaren had Werkland een aandeel in de reparatie van vernielde
bruggen. Bovendien waren er nauwe contacten met het rijksbureau Generatoren
en tankgas. Dit bureau zorgde voor levering van generatoren en onderdelen
voor de ombouw van diesel tot gasmotoren. Omstreeks 1930 werd begonnen
met de bouw van baggermateriaal. De vraag naar baggermateriaal nam in
1951 sterk toe. Werkland leverde dit materiaal aan landen over de hele
wereld, zoals Portugese kolonie Macau, Pakistan, Irak, Martinique en
het toenmalige Britse Borneo. Toen de vraag naar deze werktuigen afnam,
werden andere activiteiten ontwikkeld. Het accent verschoof naar het
bouwen van diverse staalconstructies. Vanaf 1955 werd de directie gevoerd
door F. Lubbers die vanaf 1952 aan het bedrijf was verbonden. In 1955
ging de fabriek over naar N.V. Constructiewerkplaatsen en machinefabriek
Braat in Rotterdam en in 1969 naar de verenigde Bedrijven Nederland
( Nederhorst United ) N.V. in Gouda. De fabrieksruimte werd tot 6000
m2 uitgebreid. In vergelijking met vroeger werd op totaal andere en
ingewikkelder producten overgeschakeld.
Werkland leverde complete fabrieksinstallaties voor de chemische en
voedingsmiddelenindustrie. Het jonge personeel werd opgeleid in een
eigen bedrijfsschool. Aan het einde van de jaren zestig werkten er ongeveer
160 mensen. De heer Lubbers, die zich wegens gezondheidsredenen moest
terugtrekken werd in het begin van de jaren zeventig opgevolgd door
H. Stekelburg.
In 1975 ging Werkland als dochter van Nederhorst failliet. De zaak werd
overgenomen door de noordelijke ontwikkelingsmaatschappij ( NOM ) die
er ruim 3,3 miljoen gulden in stak. Vijf jaar later, in maart 1981 ontstond
er weer grote onrust, omdat de orders uitbleven. De ondernemingsraad
zegde het vertrouwen op in directeur Bleyenberg ( directeur sinds het
Nederhorst-debacle ). Directeur en commissarissen vroegen later surseance
van betaling aan. Er moest een miljoen gulden op tafel komen om Werkland
te redden. Het personeel was bereid om tien procent van het loon in
te leveren, maar dit voorstel werd van de tafel geveegd. De provincie
Drenthe en de gemeente Emmen waren bereid om elk een derde deel van
dit bedrag te betalen als het ministerie van Economische zaken het resterende
geld zou bijdragen. Maar de toenmalige minister van het departement,
van Aardenne wees dit af, wees dit af. Uiteindelijk stelden provincie
en gemeente een miljoen beschikbaar. Het bedrijf ontsloeg 60 van de
140 werknemers en A.J. Koene werd de nieuwe directeur. Even zat de onderneming
weer in de lift, maar in 1983 viel dan toch het doek. Transport bedrijf
Rengers kocht toen de gebouwen.